Overgang van studie naar praktijk
Veel afgestudeerde dierenartsen vinden de overgang van universiteit naar praktijk lastig. De academische omgeving waarin ze jaren hebben geleefd wijkt erg af van de praktische ‘hands-on’ mentaliteit in de eerstelijns praktijk. Al is de veterinaire kennis die vergaart is ruimschoots voldoende voor wat er in de praktijk nodig is, er is een groot gebrek aan communicatieve en praktische vaardigheden, die essentieel zijn voor een goede begeleiding van de steeds mondiger wordende klant. Daarnaast slagen leidinggevenden (praktijkeigenaren en -managers) er onvoldoende in om hun jonge medewerkers goed te begeleiden, vooral door tijdgebrek en hoge werkdruk.
Dit geeft een voedingsbodem voor teleurstelling en frustratie bij beide partijen, wat tot gevolg heeft dat de jonge professionals hun heil elders gaan zoeken. Wij hebben onderzocht waar jonge dierenartsen en hun werkgevers tegenaan lopen en wat er in hun ogen nodig is om dit te verbeteren. Door wensen en behoeften beter op elkaar af te stemmen kunnen we vroegtijdige uitval van jonge collega’s voorkomen. Uiteindelijk is het doel om jonge collega’s binnen afzienbare tijd zelfstandig en met overtuiging en plezier in de praktijk te laten werken.
Opzet onderzoek
Het onderzoek is gebaseerd op enquetes onder 84 jonge dierenartsen (max 5 jaar geleden afgestudeerd) en 31 werkgevers, aangevuld met focusgroepen en interviews met 6 jonge dierenartsen en 6 werkgevers. Dit onderzoek hebben wij uitgevoerd in samenwerking met Annick Dijk van de Aeres Hogeschool in Dronten als onderdeel van haar afstudeeronderzoek.
De uitdagingen voor werknemer en werkgever
In ons onderzoek hebben we de uitdagingen van zowel werknemer als werkgever in kaart gebracht. Deze kunnen we onderverdelen in 5 categorieën:
1. Werk-privé balans
Bijna de helft (47%) van de jonge dierenartsen is ontevreden tot zeer ontevreden over de werk-privé balans. Ruim 87% hiervan geeft aan het werk thuis niet los te kunnen laten. Deels komt dit doordat men vakinhoudelijk blijft nadenken over patiënten. Maar ook de omgang met diensten en het contact met de praktijk buiten werktijd worden genoemd. Opvallend is dat hierover geen concrete afspraken worden gemaakt met de werkgever. Het in gesprek gaan met de werkgever wordt in het algemeen als heel lastig ervaren, waardoor de werkgever zich onvoldoende bewust is van deze problematiek.
2. Steun van de werkgever
Al zijn werkgevers best bereid om in gesprek te gaan, de jonge dierenarts ervaart toch te weinig steun van de leidinggevende. Het initiatief daarvoor wordt veelal bij de jonge dierenartsen gelegd. Daarbij zijn werkgevers zich onbewust van de psychische drempel die ze daarmee opwerpen. Er is onder jonge dierenartsen behoefte aan meer gesprekken waarin de prestatie geëvalueerd wordt en waarbij beide partijen kunnen reflecteren op de samenwerking. Bijna 20% van de jonge dierenartsen geeft aan geen tot onvoldoende gesprekken te hebben gehad over het eigen functioneren in de praktijk. Vooral deze werknemers voelen zich vaak verloren aan hun lot overgelaten.
3. Inwerkperiode
De inwerkperiode die de werkgever aanbiedt varieert sterk, van enkele weken (10%) tot meer dan een jaar (13%). Deze inwerkperiode bestaat vooral uit het meelopen met een meer ervaren dierenarts, wat in veel gevallen ad hoc wordt ingevuld. Een enkele praktijk werkt met een logboek of een persoonlijk ontwikkelplan, waarin de voortgang en ontwikkeling van de jonge werknemer wordt bijgehouden. In ruim 35% van de gevallen wordt helemaal geen inwerkperiode aangeboden.
Tijdens de inwerkperiode wordt de jonge dierenarts begeleidt door een meer ervaren collega. Hierbij wordt vooral aandacht besteedt aan de preventieve en curatieve consultatie, technische vaardigheden (zoals bloedafname en branules plaatsen) en de ‘standaard’ chirurgie (zoals castraties en kleine tumoren verwijderen). Opvallend is dat werkgevers er vanuit gaan dat er minder tijd nodig is om deze vaardigheden te ontwikkelen dan de jonge dierenartsen zelf. Ook hier wordt onvoldoende over gecommuniceerd en een concreet plan ontbreekt. Dit kan leiden tot teleurstelling van beide partijen.
Naast de praktische vaardigheden is er ook behoefte aan meer commerciële vaardigheden, zoals het praten over geld hoe de waarde van een behandeling naar de klant over te brengen.
4. Planning en organisatie
Meer dan een kwart (27,4%) van de jonge dierenartsen weten niet goed wat hun verantwoordelijkheden zijn en hoe ze het werk moeten plannen en organiseren. Er is geen duidelijke taakverdeling binnen het team. Het ontbreekt aan structuur in de behandeling van patiënten in de vorm van protocollen en werkmethoden. Daarnaast ervaren ze te veel onvoorspelbaarheid tijdens een werkdag. Dit alles heeft tot gevolg dat er een hoge werkdruk wordt ervaren, wat stress veroorzaakt en een negatief effect heeft op de werk-privé balans.
5. Communicatie
Ruim 28% van de respondenten geeft aan ontevreden tot zeer ontevreden te zijn over de communicatie binnen de praktijk. Opvallend is dat het hier vooral de communicatie met de werkgever betreft. Door de werkdruk worden gesprekken vaak niet gepland of uitgesteld. Veelal nemen de jonge dierenartsen zelf niet niet het initiatief tot een gesprek, veelal uit onzekerheid. De werkgever lijkt zich hier vaak onvoldoende van bewust. Ook dit leidt tot frustratie bij beide partijen en zelfs tot stress bij de jonge werknemer.
De communicatie met de klant daarentegen verloopt redelijk tot goed. Dat geldt in ieder geval voor de gesprekken die normaal en in harmonie verlopen. De omgang met emotionele, lastige en ongemotiveerde klanten wordt wel lastig gevonden en ook dit leidt tot onzekerheid.
Hoe de kloof te dichten
Om de kloof tussen opleiding en praktijk te kunnen dichten hebben wij een traject ontwikkeld waarbij we uitgebreid aandacht geven aan bovenstaande onderwerpen. Het doel is om zo de jonge dierenarts en de werkgever beter te leren communiceren en samenwerken met elkaar. Hierdoor zal de jonge collega sneller in staat zijn om met vertrouwen en plezier zelfstandig te kunnen werken. Dit zal de motivatie toenemen en de frustratie afnemen, waardoor de jonge collega zich meer verbonden gaat voelen met het praktische vak.
Dit doen we door training en coaching van werknemer en werkgever. We helpen de jonge dierenarts met het ontwikkelen van vaardigheden die tijdens de opleiding niet of nauwelijks aan bod zijn gekomen. Denk aan communicatieve en commerciële vaardigheden, het plannen en organiseren van het werk, de omgang met werkdruk en de eigen persoonlijke ontwikkeling.
Door persoonlijke begeleiding van zowel de jonge dierenarts als de werkgever wordt de samenwerking met elkaar bevorderd. We maken een persoonlijk plan, waarbij de aandacht uitgaat naar juist die praktische vaardigheden die passen bij de wensen en behoeften van de jonge collega. Het gaat hierbij vooral om de praktische vertaling van de theoretische kennis die aanwezig is, passend bij de praktijk waar de jonge dierenarts werkt.
Het programma bestaat uit in totaal 6 trainingen van een hele dag voor de jonge dierenarts, een intervisie sessie voor alle werkgevers en een afsluitende sessie voor iedereen. Dit wordt aangevuld met een drietal coachingssessies voor de jonge dierenarts, waarbij, indien gewenst, de werkgever kan aansluiten. Onder begeleiding van de coach wordt een persoonlijk plan gemaakt, wat als leidraad dient gedurende het hele traject. Het geheel wordt ondersteund met goede lesmaterialen, diverse persoonlijkheidstesten, professionele trainers en trainingsacteurs.
Meer informatie
Het programma start in juni 2024 en duurt 8 maanden een jaar. Neem voor meer informatie contact op met René van den Bos of kijk op onze website. Maar je kunt je hier ook direct aanmelden.